Wet op het Kroondomein
Wet van 16 maart 1971, houdende nadere voorzieningen inzake de door wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina der Nederlanden in 1959 aan de staat gedane schenking (Wet op het Kroondomein 1959)
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nadere wettelijke voorzieningen te treffen inzake de door wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina der Nederlanden in 1959 aan de staat gedane schenking;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
"Kroondrager": de Drager van de Kroon, als bedoeld in de overeenkomst, vermeld in artikel 2;
"Kroondomein": de zaken, op 28 januari 1959 door wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina der Nederlanden aan de staat geschonken, welke schenking is bekrachtigd bij de wet van 25 juli 1959, Stb. 291, benevens de daarvoor in de plaats getreden of in de plaats tredende zaken;
"domein": het Kroondomein;
"Onze Minister": Onze Minister van Financiën;
"rentmeester": de in artikel 5 bedoelde rentmeester;
"Raad": de in artikel 6 bedoelde Raad van Beheer voor het Kroondomein.
Artikel 2
1
De overeenkomst, neergelegd in de in afdruk bij deze wet gevoegde akte van 29 mei 1970, houdende wijziging van enige der voorwaarden en bepalingen van de schenking door wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina der Nederlanden aan de staat gedaan op 28 januari 1959, wordt bekrachtigd.
2
De in het eerste lid bedoelde wijzigingsovereenkomst is mede bindend voor een ieder die in de toekomst ingevolge de in dat lid bedoelde overeenkomst van schenking rechten en verplichtingen kan verkrijgen.
Artikel 3 [Vervallen per 01-01-1973]
Artikel 4
Het domein wordt met inachtneming van de in de akte van schenking gestelde voorwaarden en bepalingen, zoals deze bij de in artikel 2 bedoelde overeenkomst zijn gewijzigd, beheerd als een economische en administratieve eenheid, zoveel mogelijk met inachtneming van bedrijfseconomische beginselen.
Artikel 5
1
Het domein wordt beheerd door een rentmeester, benoemd en ontslagen door de Kroondrager.
2
De rentmeester voert als een goed huisvader het beheer over het domein met inachtneming van de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften.
3
De rentmeester vertegenwoordigt met betrekking tot het domein de Kroondrager en de staat in en buiten rechte, behoudens bij rechtshandelingen tussen de Kroondrager en de staat.
4
De Kroondrager stelt de verdere voorschriften vast, door de rentmeester in acht te nemen.
5
De rentmeester is jegens de Kroondrager en de staat persoonlijk aansprakelijk terzake van het gevoerde beheer.
Artikel 6
1
Er is een Raad van Beheer voor het Kroondomein, waarvan de leden worden benoemd en ontslagen door de Kroondrager.
2
De Raad houdt toezicht op het beheer van het domein.
3
De Kroondrager geeft voorschriften omtrent de samenstelling en de taak van de Raad.
Artikel 7
1
Het domein, de inkomsten daaruit en de ertoe behorende zaken kunnen niet met zekerheidsrechten worden bezwaard of weggeschonken worden.
2
Tot aankoop of vervreemding van andere dan roerende lichamelijke zaken, tot vestiging van zakelijke rechten op die zaken, tot dadingen of andere overeenkomsten ter beëindiging van geschillen over rechten op die zaken en tot afstand van die rechten is de rentmeester uitsluitend bevoegd na door de Kroondrager, gehoord de Raad, verleende machtiging.
Artikel 8
1
Gelden en andere zaken, verkregen door de in artikel 7, tweede lid, bedoelde rechtshandelingen, behoren tot het domein. Aldus verkregen gelden, alsmede uit aflossing en afschrijving verkregen gelden, worden herbelegd, behoudens voor zover zij vereist mochten zijn ter financiering van ongedekte exploitatie-uitgaven of van belegging in roerende kapitaalgoederen.
2
De herbeleggingen geschieden door de rentmeester, na verkregen goedkeuring van de Raad. Het ontbreken van de goedkeuring tast de geldigheid van de terzake door de rentmeester verrichte handelingen niet aan; wel is hij deswege aansprakelijk jegens de Kroondrager en de staat.
Artikel 9
1
De rentmeester stelt jaarlijks een begroting voor het domein voor het eerstvolgende kalenderjaar op. Hij zendt deze voor 1 oktober van elk jaar, de eerste maal vergezeld van een openingsbalans, aan de Raad. De Raad draagt haar, zo hij daartoe aanleiding vindt gewijzigd, aan de Kroondrager ter goedkeuring voor.
2
Zo nodig kan de rentmeester een aanvullende begroting opstellen; het bepaalde in het eerste lid is daarop voorzover mogelijk van toepassing.
3
Na het einde van elk kalenderjaar stelt de rentmeester de rekening van het domein samen. Hij zendt deze, voorzien van een toelichting en van een verslag van een registeraccountant, aangewezen door de Kroondrager, aan de Raad. Deze draagt haar onder bijvoeging van de genoemde stukken onder mededeling van zijn bevindingen aan de Kroondrager ter goedkeuring voor.
4
De Kroondrager geeft, gehoord de Raad, voorschriften omtrent de inrichting en de uitvoering van de begroting, alsmede omtrent de inrichting van de rekening en van de daarbij behorende toelichting.
5
De rentmeester stelt periodiek ter kennisneming van de Kroondrager en van de Raad verslagen samen omtrent het gevoerde beheer.
Artikel 10
Van het bepaalde in de artikelen 8 en 9 kan worden afgeweken op grond van een daartoe strekkende overeenkomst tussen de Kroondrager en de staat, goedgekeurd bij algemene maatregel van bestuur.
Artikel 11
1
De Kroondrager raadpleegt Onze Minister bij het vaststellen van voorschriften en bij benoemingen en ontslagen, genoemd in deze wet, alsmede bij het verlenen van machtiging, bedoeld in artikel 7, tweede lid.
2
De rentmeester zendt Onze Minister afschriften van de overeenkomstig artikel 9 goedgekeurde begrotingen en rekeningen, alsmede van de in dat artikel bedoelde toelichting en verslagen en licht hem in omtrent in artikel 7 bedoelde rechtshandelingen.
Artikel 12
1
Deze wet kan worden aangehaald als "Wet op het Kroondomein".
2
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1971.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 16 maart 1971.
juliana
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
DE JONG.
De Minister van Financiën,
h
J. WITTEVEEN.
Uitgegeven de achtste april 1971.
De Minister van Justitie,
c
H. F. POLAK.
Bijlage bij de Wet op het Kroondomein 1959
Overeenkomst tussen het Koninklijk Huis en de staat, houdende wijziging van de schenkingsovereenkomst van 1959
Heden, de negenentwintigste mei negentienhonderdzeventig compareerden voor mij, Jonkheer Meester Petrus Adrianus van Buttingha Wichers, notaris ter standplaats 's-Gravenhage, in tegenwoordigheid van de na te noemen getuigen:
i
Zijne Excellentie Jacob Jan Lodewijk Baron van Lynden, Grootmeester van het huis van Hare Majesteit de Koningin, wonende te 's-Gravenhage, volgens zijn verklaring ten deze handelende als lasthebber van Hare Majesteit Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Hertogin van Mecklenburg, Prinses van Lippe Biesterfeld, enzovoort, enzovoort, wonende te Soestdijk, in haar hoedanigheid van:
a
enig erfgename en rechtsopvolgster onder algemene titel van wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Helena Pauline Maria, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Hertogin van Mecklenburg, enzovoort, enzovoort,
b
Drager van de Kroon, bedoeld in na te noemen akte van achtentwintig januari negentienhonderdnegenenvijftig;
ii
de Heer Meester Johannes Catherinus Wilhelmus Marie Huijsmans, Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën, wonende te Wassenaar, volgens zijn verklaring ten deze handelende als lasthebber van Zijne Excellentie de Minister van Financiën en als zodanig vertegenwoordigende de Staat der Nederlanden.
Blijkende van de lastgevingen op de comparanten sub I en II uit twee onderhandse stukken, welke na voor echt erkenning overeenkomstig de wet aan deze minute zijn gehecht.
De comparanten verklaarden, handelende als gemeld:
*
dat bij akte op achtentwintig januari negentienhonderdnegenenvijftig verleden voor notaris Willem Groen, destijds te 's-Gravenhage, wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Helena Pauline Maria, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Hertogin van Mecklenburg, enzovoort, enzovoort, aan de Staat der Nederlanden heeft geschonken, gelijk bij die akte door de Staat der Nederlanden is aanvaard, een aantal onroerende goederen in die akte omschreven;
*
dat de in die akte belichaamde overeenkomst is bekrachtigd door de Wet van vijfentwintig juli negentienhonderd negenenvijftig, Staatsblad 1959, nummer 291;
*
dat de schenking was gedaan onder een aantal voorwaarden en bepalingen als in de akte van achtentwintig januari negentienhonderd negenenvijftig vermeld;
*
dat de schenkingsovereenkomst bepaalde dat die bedoelde goederen zouden worden toegevoegd aan - en overeenkomstig de terzake geldende wettelijke regelingen moesten deel gaan uitmaken van - het Kroondomein genoemd in artikel 22 van de Grondwet;
*
dat het gewenst is de bepaling in de schenkingsovereenkomst dat het in negentienhonderd negenenvijftig geschonkene deel zal uitmaken van het Kroondomein bedoeld in artikel 22 van de Grondwet, alsmede de voor het geschonkene geldende beheersregeling te herzien, en de bepalingen die met betrekking tot het geschonkene steeds zullen gelden opnieuw vast te stellen.
Vervolgens verklaarden de comparanten, handelende als voormeld, overeen te komen als volgt:
i
Ingaande met het in werking treden van deze overeenkomst worden in de overeenkomst van schenking door wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Helena Pauline Maria, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Hertogin van Meckelenburg, enzovoort, enzovoort, en aanvaarding daarvan namens de Staat, gedaan bij gemelde akte de dato achtentwintig januari negentienhonderd negenenvijftig, bekrachtigd bij de Wet van vijfentwintig juli negentienhonderd negenenvijftig, Staatsblad 1959, nummer 291, de volgende wijzigingen aangebracht:
a
In de bepaling onder B komen de aanhef en het bepaalde onder 1 te luiden: Het geschonkene zal als één geheel worden beheerd overeenkomstig een wettelijke regeling, die te dezen in de plaats zal treden van de wet van één mei achttienhonderd drieënzestig, Staatsblad 1863, nummer 43, gewijzigd bij de wet van éénendertig december achttienhonderd vierentachtig, Staatsblad 1884, nummer 261, de wet van zestien juni negentienhonderd zeven, Staatsblad 1907, nummer 225, en de wet van veertien januari negentienhonderd achttien, Staatsblad 1918, nummer 20, met de bepaling echter, dat met betrekking tot het geschonkene:1. steeds zal gelden dat dit als één vermogen in stand zal worden gehouden, zulks met inachtneming van de eisen van redelijk beheer, waarbij het streven naar behoud van het geschonkene als één landgoed mede een rol moet spelen.
b
In de bepaling, onder B, 3, wordt de puntkomma vervangen door: , dit laatste evenwel tot ten hoogste het beloop van de inkomsten en dat indien de inkomsten ontoereikend zijn om de lasten en kosten te dekken het niet gedekte gedeelte van de lasten en kosten in mindering zal komen van het vermogen van het geschonkene en dat daarna te verkrijgen overschotten allereerst zullen worden aangewend tot dienovereenkomstige aanvulling van dat vermogen, voor en aleer terzake van inkomsten uitkeringen aan de Drager van de Kroon zullen worden gedaan.
c
Het bepaalde onder B 4 komt te luiden: 4. de rechten van de Drager van de Kroon ten aanzien van het beheer steeds op even deugdelijke wijze zullen blijven gewaarborgd als door de bepalingen,
a
dat het Kroondomein zal worden beheerd door een functionaris die door de Drager van de Kroon wordt benoemd en ontslagen;
b
dat die functionaris de Drager van de Kroon in en buiten rechten vertegenwoordigt in alle zaken op het Kroondomein betrekking hebbend, behoudens bij rechtshandelingen tussen de Drager van de Kroon en de Staat, in welk geval die functionaris ook de Staat niet mag vertegenwoordigen;
c
dat de verdere werkkring van die functionaris in een door de Drager van de Kroon vast te stellen voor die functionaris bindende instructie wordt geregeld;
d
dat die functionaris jegens de Drager van de Kroon en de Staat persoonlijk aansprakelijk zal zijn terzake van het gevoerde beheer, bij gebreke waarvan het beheer op de Drager van de Kroon zelf zal overgaan. In de bepalingen onder D wordt de eerste zinsnede gelezen: Van het geschonkene zal door de beheerder een rekening worden gehouden, op welke rekening bij vervreemding of onteigening van het geschonkene of een gedeelte daarvan het daarvoor verkregene, en bij toevoeging van het geheel of een gedeelte van een exploitatie-overschot het toegevoegde bedrag, zullen worden bijgeschreven, terwijl daarop bij wederbelegging het daarvoor betaalde - en bij een zich voordoend exploitatietekort het beloop daarvan - zullen worden afgeschreven.
ii
Deze overeenkomst treedt slechts in werking indien zij bij de wet wordt bekrachtigd; het inwerkingtreden geschiedt gelijktijdig met het inwerkingtreden van die wet.
Deze overeenkomst vervalt indien zij niet binnen twee jaar na heden in werking is getreden.
De comparanten zijn mij, notaris, bekend. Waarvan akte in minuut.
Gepasseerd te 's-Gravenhage, ten dage in het hoofd dezer gemeld, in tegenwoordigheid van de Heren Meester Doctorandus Johannes Adrianus Zacharias Hubertus van der Poel, hoofdadministrateur bij het Ministerie van Financiën, wonende te Voorburg en Meester Willem Leenhard Docter, candidaat-notaris, wonende te Leiden, als getuigen.
Onmiddellijk na voorlezing hebben de comparanten, de genoemde getuigen en ik, notaris, deze akte ondertekend.